Aller au contenu principal

Jules Helbig


Jules Helbig


Jules Helbig (voluit Jules-Chrétien Charles Joseph-Henri Helbig, Luik, 8 maart 1821 - aldaar, 15 februari 1906) was een Belgische schilder en kunsthistoricus.

Biografische schets

Helbig was de zoon van Jean-Baptiste Helbig, een bankier en bibliofiel, en van Anne-Marie Lauteren. Hij was de broer van Henri Helbig (1813-1890), eveneens bibliofiel.

Jules Helbig kreeg zijn vorming van Jean-Baptiste Jules Van Marcke aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Luik, en van 1840 tot 1843 aan de Kunstacademie Düsseldorf. Zijn werk situeert zich binnen de 19e-eeuwse neogotiek, waarvan hij en Jean-Baptiste Bethune in België de belangrijkste verdedigers waren.

In 1873 vestigde hij zijn naam als kunsthistoricus met een publicatie over de schilderkunst in het prinsbisdom Luik. Zijn meest invloedrijke publicatie is wellicht het in 1890 verschenen overzichtswerk van de beeldende kunst in het prinsbisdom: La sculpture et les arts plastiques au pays de Liège et sur les bords de la Meuse. Op 85-jarige leeftijd, net voor zijn overlijden, verscheen van hem een biografie over Jean-Baptist Bethune.

Schilderkunst

  • Religieuze muurschilderijen, o.a.:
    • 1857-1861: in het koor van de Onze-Lieve-Vrouwkerk van Sint-Truiden
    • 1866: Sint-Christophoruskerk te Luik
    • 1877: Sint-Pauluskathedraal te Luik
    • 1884: Abdij van Maredsous
  • Retabels van altaren, o.a. in de Sint-Jacobskerk en de Sint-Foillankerk te Luik, de Sint-Katharinakerk te Hoogstraten en in de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Sint-Truiden.

Publicaties (selectie)

  • 1873: Histoire de la peinture dans l'ancien pays de Liège
  • 1881: Éloge académique du Prince de Velbruck
  • 1890: La sculpture et les arts plastiques au pays de Liège et sur les bords de la Meuse (online tekst)
  • 1893: 'Gérard de Lairesse', in: Biographie nationale de Belgique, deel XI
  • 1893: 'Lambert Lombard', in: Biographie nationale de Belgique, deel XII
  • 1894: Orfèvrerie, dinanderie, ferronnerie, tissus, broderies, miniatures, ivoire, mobilier, et céramique (online tekst)
  • 1903: La peinture au pays de Liège et sur les bords de la Meuse (online tekst)
  • 1905: 'Ponsart, Jean Nicolas François', in: Biographie nationale de Belgique, deel XVIII
  • 1906: Le Baron Bethune, fondateur des Écoles Saint-Luc. Étude biographique

Text submitted to CC-BY-SA license. Source: Jules Helbig by Wikipedia (Historical)


Jean Capeinick


Jean Capeinick


Jean Capeinick (Gent, 19 juni 1838 - Schaarbeek, 9 februari 1890) was een Belgisch kunstschilder, die gespecialiseerd was in stillevens en realistische schilderijen met bloemen, fruit, groenten en tropische planten.

Genealogie

Hij was de zoon van Isidore en Anne Marie Demunck. Capeinick was eerst gehuwd met Emérence Strobbe; na haar overlijden met Elisabeth Philpot.

Levensloop

Capeinick was leerling van de Industrieschool te Gent en deed omstreeks 1860-1862 artistieke studies aan de Academie voor Schone Kunsten in Gent. Hij debuteerde tijdens het Salon 1862 te Gent. Hij woonde er in de Schoonzichtstraat 86. Hij vestigde zijn faam in Gent met vier decoratieve schilderijen in het Hôtel d’Allemagne, die de vier jaargetijden voorstelden. Hij werd in 1872 aangesteld als leraar aan de Gentse Kunstacademie. Zijn doorbraak kwam met het schilderij “Gezicht op de tuin van Graaf Ch. De Kerckhove” waarmee hij de eerste prijs behaalde tijdens de schilderwedstrijd die gekoppeld was aan de Gentse Floraliën van 1873.

Van Gent naar Brussel

Rond 1881 vestigde hij zich te Brussel, waar hij een lesopdracht aannam aan een nog niet achterhaalde instelling. In zijn laatste levensjaren woonde hij in Schaarbeek, eerst in de Olijfboomstraat 50, maar zijn laatste adres was Verboeckhovenstraat 11. De laatste jaren van zijn leven leed hij aan erge zenuw- en oogkwalen, die hem het schilderen op den duur onmogelijk maakten.

Thematiek

Capeinick was een gespecialiseerd schilder van stillevens in traditionele realistische stijl. Zijn kunst genoot grote bijval bij het burgerlijke publiek met traditionele smaak. Naast stillevens schilderde hij ook enkele tuingezichten. Zijn werk valt op door een grote mate van werkelijkheidsweergave, geschraagd door een sterke techniek. Qua concept bleef hij echter vastzitten aan de romantische conventies van het genre. In 1882 publiceerde hij een gespecialiseerd boekwerk "Tableaux et panneaux décoratifs de fleurs" (uitgegeven door de Librairie spéciale des arts industriels et décoratifs Ch. Claesen).

Tentoonstellingen

Zoals zijn meeste tijdgenoten-kunstenaars manifesteerde Capeinick zich voornamelijk op de driejaarlijkse Salons te Antwerpen, Gent en Brussel, evenals op de kleinere tentoonstellingen in de provinciesteden. Bij Capeinick gebeurde dat ook vaak in de marge van florale manifestaties. Ook organiseerde hij – en dat was toen een relatief nieuw verschijnsel – een soort opendeurdagen in zijn atelier, bijvoorbeeld in het najaar 1888, toen hij nog herstelde van een ernstige oogkwaal.

Een kleine keuze van zijn saloninzendingen verduidelijkt zijn thematiek:

  • Gent, 1868: “Madonnabeeld omgeven met rozen”;
  • Gent, 1871: “Bloemen en vruchten” (2x);
  • Antwerpen, 1873: “Zomerse heerlijkheden”, “Bloemen en accessoires”, “Christushoofd omgeven met bloemen”;
  • Gent, 1880: “Witte seringen”, “Bloemenuitstalling”;
  • Gent, 1883: “Bloemen”, “Toebereidselen voor de markt”;
  • Gent, Cercle des Beaux-Arts, jan. 1883: “Rozen” en “Lentebloemen”;
  • Brussel, Cercle Artistique, februari 1888 : individuele tentoonstelling;
  • Antwerpen, 1888: “Rozen van Nice en witte seringen”, “Witte Rozen”.
Collection James Bond 007

Stoetenbouwer

Capeinick was medeontwerper van de Historische stoet der Pacificatie van Gent, die in 1876 door Gent trok. Medeontwerpers waren onder andere ook Alfred Cluysenaer, Karel De Kesel, Gustave Den Duyts, J. De Keghel, Paul De Vigne, W. Geets, L. Lebrun, Felix Metdepenningen, A. Pauli, J. Van Biesbroeck, L. Van Biesbroeck en Ernest Wante; kortom het puik van de Gentse kunstenaars en architecten van het ogenblik.

Op 3 augustus 1883 was Capeinick medeoprichter van de “Cercle des Aquarellistes et des Aquafortistes Belges” in het café “A la Porte Verte”. Het was een eerder behoudsgezinde groep die het zeker niet nastreefde door sensationele artistieke manifestaties het Brusselse publiek voor het hoofd te stoten. De leden waren naast Capeinick: Edgar Baes, Lionel Baes, Jules Barbier, Euphrosine Beernaert, Auguste Danse, Marie de Bièvre, Emile De Munck, Charles De Nayer, Willy Finch, Maurice Hagemans, Alexandre Hannotiau, Amédée Lynen, Alexandre Marcette,Jean Mayné, Joseph Middeleer, Auguste Numans, Jules Raeymaekers, Louis Titz, Edouard Tourteau, Camille Van Camp, Antoine Van Hammée, Hubert Vos, Ernest Wetterens, Eugène Van Gelder en Eugène Verdyen.

De meest bekende leerlingen van Capeinick zijn Rodolphe Wytsman (omstreeks 1873) en Juliette Trullemans, die later de echtgenote van Wytsman zou worden. Beiden behoren tot de top van de Belgische impressionisten.

Iconografie

  • Portret door Théo Van Rysselberghe (1881; Gent, Museum voor Schone Kunsten);

Musea

  • Verzameling Vlaamse Gemeenschap
  • Mechelen, Stedelijke Musea
  • Het Museum voor Schone Kunsten Oostende bezat vóór de Tweede Wereldoorlog een merkwaardig stilleven van Capeinick : “Kunstvoorwerpen uit het Hallepoortmuseum te Brussel” (1885).

Literatuur


Text submitted to CC-BY-SA license. Source: Jean Capeinick by Wikipedia (Historical)






Text submitted to CC-BY-SA license. Source: by Wikipedia (Historical)






Text submitted to CC-BY-SA license. Source: by Wikipedia (Historical)






Text submitted to CC-BY-SA license. Source: by Wikipedia (Historical)


Berthe Art


Berthe Art


Berthe Constance Ursule Art (Brussel, 26 december 1857 – Sint-Gillis, 27 februari 1934) was een Belgisch kunstschilderes die voornamelijk stillevens in pastel schilderde.

Levensloop

Zij was een dochter van Ferdinand Art en van Constance Luc. Haar broer, Georges, was letterkundige die later in Nantes woonde. Art bleef ongehuwd en woonde en werkte in de Blanchestraat 28 te Sint-Gillis/Brussel.

Ze ontving haar artistieke opleiding in de ateliers van Franz Binjé te Brussel en een korte tijd bij Alfred Stevens in Parijs. Ze specialiseerde zich in de uitbeelding van bloemen en stillevens, zowel in olieverf als -vooral- in pastel.

Typisch voor Art zijn de vele accessoire-stillevens: kunstige voorstellingen van bibelots, antiquiteiten en prullaria.

Tijdens haar leven was ze een vaste gast op de meeste Belgische Salons, van 1888 tot 1906 op die te Parijs en in de jaren 1896-1898 op die van de Royal Academy in Londen.

In 1888 was ze medeoprichtster van de “Cercle des Femmes Peintres”. Andere leden waren Marie De Bièvre, Louise De Hem, Marguerite Dielman, M. Heyermans, Alice Ronner, Rosa Venneman, Marguerite Verboeckhoven en Emma Verwee. Ze organiseerden vier tentoonstellingen (1888, 1890, 1891, 1893) waarna de groep wellicht uit elkaar viel.

Art maakte enkele occasionele portretten alsook enkele landschappen, doorgaans met sites aan de Côte d'Azur: “Vue d'’Antibes”, “Le port de Cannes”. “Cap Ferrat”.

Situering

De 20e-eeuwse kunsthistorici waren niet mals voor Art. Paul Colin smaalde: “… de stillevens die juffrouw Berthe Art met behulp van eenden en chrysanten zonder liefde en zonder enige vermoeienis reeds zovele jaren vermenigvuldigt…”.

In feite was ze een schoolvoorbeeld van de ambachtelijke kunstenaar-specialist, technisch sterk begaafd, gedreven in haar onderwerp, maar zonder enige interesse voor vernieuwing.

Een van haar leerlingen was Jeanne Maquet-Tombu (Andenne 1893-1978), eveneens een schilderes van bloemen en stillevens. Haar werken behalen nog steeds behoorlijke prijzen op veilingen, zoals een pastel op papier "Stilleven met vogels en appelsien" werd in oktober 2000 geveild op €446 bij het veilinghuis Bernaerts in Antwerpen en haar Pastel op papier "Compositie met bloemen en granaatappels " in maart 2008 voor €500 bij Hôtel de Ventes Horta, Brussel.

Overzicht van enkele tentoonstellingen

  • Brussel, Salon 1888, Cercle des Femmes Peintres : “Atelieraccessoires en Vruchten”
  • Antwerpen, Salon 1888 : “Het hoofd van de Heilige Johannes”
  • Gent, ‘Cercle Artistique et Littéraire’ (1897)
  • Brussel, Salon de Printemps 1909 : “Witte gans, maïs en chrysanten”. “ Zwarte kalkoen, kolen en anemonen”, “Eend en vruchten” (3 pastels),
  • Parijs, Exposition universelle 1900 : “Askruid” (pastel),
  • Berlijn, Ausstellung Belgischer Kunst, 1908 :“Zeebarbelen en Violieren”

Trivia

  • Bij legaat stichtte de kunstenares in 1934 de “Bourses Berthe Art” (Berthe Artprijs) dat jaarlijks door het Ministerie van Onderwijs beurtelings aan jonge beeldhouwers en kunstschilders wordt toegekend.
  • Portret door G.F. Lemmers in het boek “Portraits d’Artistes” van S. Pierron (zie lit.)

Musea

  • Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten : “Blauwe ara’s” (aankoop 1903)
  • Bergen (‘Mons’), Musée des Beaux-Arts: “Irissen”
  • Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België : “Rode papavers” (aankoop 1897)
  • Elsene, Museum van Elsene : “Korenbloemen, kolen en begonia’s”
  • Kortrijk, Stedelijk Museum : “Witte Chrysanten”
Collection James Bond 007

Zie ook

  • Women Painters of the World

Externe link

  • Afbeeldingen

Text submitted to CC-BY-SA license. Source: Berthe Art by Wikipedia (Historical)






Text submitted to CC-BY-SA license. Source: by Wikipedia (Historical)


Henri Permeke


Henri Permeke


Henri Louis Permeke (Poperinge, 25 augustus 1849 - Oostende, 15 september 1912) was een Belgisch landschapschilder, conservator en vader van Constant Permeke.

Privéleven

Henri Permeke werd geboren in het West-Vlaamse Poperinge in een gezin van twaalf kinderen, als zoon van Pierre-Jacques Permeke (1810-1880), glaswerker en huisschilder, en van Nathalie van Haelewyn. Hij huwde op 3 september 1883 te Burcht met Stéphanie Buytaert. Zijn zuster Léontine trouwde met de vader van de gekende Iepers-Oostendse fotograaf Maurice Antony (1883-1963).

Hij verhuisde later naar Oostende. Zijn zoon is Constant Permeke (1886-1952), de bekende expressionistische schilder en beeldhouwer. Zijn kleinzoon is de kunstenaar Paul Permeke. Toen Henri in 1912 overleed vroeg hij om begraven te worden in Oostduinkerke, naast bevriende kunstschilder Louis Artan, die er 22 jaar eerder overleed. Een andere factor die hierbij kon meegespeeld hebben is het feit dat zijn broer Edouard Permeke toen pastoor was in Oostduinkerke.

Jeugd en opleiding

Er is weinig bekend over zijn jeugdjaren. Als jonge volwassene moet hij, met wisselend succes, tal van baantjes gehad hebben. Toch moest hij artistiek aangelgd zijn want in 1870 schilderde hij een "Landschap" (nu in privébezit).

In 1874 volgde hij de leergangen aan de Brusselse Academie voor Schone Kunsten, vanaf 1875 met een beurs van de stad Poperinge. Hij nam toen zijn intrek in een huis in Sint-Joost-ten-Node, waar hij bleef wonen tot omstreeks 1878.

Tijdens zijn studiejaren te Brussel was Permeke op 4 maart 1876 een medestichter van "L’Essor”. De andere medestichters waren Louis Cambier, Léon Herbo, Louis Pion en Franz Seghers. Het was een vereniging die tot doel had leerlingen en oud-leerlingen van de Academie te verenigingen, expomogelijkheden te exploreren en een gezamenlijke aankoop van materialen te regelen. Andere leden van “L’Essor” waren onder meer Albert Baertsoen, Henry de Groux, Jacques de Lalaing, Julien Dillens, Jean Delville, James Ensor, Fernand Khnopff, Jan Toorop en Rodolphe Wytsman

Uit 1877 dateren schilderijen als “Het strand te Oostende”, “Het Kursaal te Oostende in opbouw”, "Landschap" en “Poperinge na de hoppepluk”. (Laatstgenoemd schilderij werd voor 1.200 Fr. aangekocht door Permekes geboortestad).

In 1878 verbleef Permeke een tijdlang te Amsterdam. Leopold II kocht in hetzelfde jaar zijn schilderij “Oostende bij regenweer” aan, naar aanleiding van een groepssalon ingericht door “L’Essor”. Nog in 1878 ontstonden de schilderijen “De Schelde te Burcht”, “De Broeltorens te Kortrijk” en “Oudenaarde tijdens de overstroming van 1877”. Met dat laatste werk won Permeke een bronzen eremetaal tijdens een expositie te Sydenham (GB).

Permeke voltooide in 1879 zijn studies aan de Brusselse Academie.

Professioneel vlak

In het begin van het jaar 1878 verhuisde hij naar het pittoreske Scheldedorp Burcht. Dit dorp was een geliefde pleisterplaats voor een aantal landschapschilders, zoals Franz Courtens, Alfred Verwee, Euphrosine Beernaert en Camille Van Camp. In het Salon van 1880 stelde Permeke een “Schelde bij hoog water” tentoon en in dat van 1881: “Hoekje te Burcht; Schelde”. In 1882-1883 maakte hij een lange studietocht langs de Vlaamse en Nederlandse kust.

Permeke bezat een woonboot, de “Artis-Amor”, die tevens als atelier was ingericht. Daarmee bevoer hij, samen met Euphrosine Beernaert en Camille Van Camp, schetsend en schilderend tal van Nederlandse en Belgische waterlopen. Zijn woonboot was met marines van eigen hand versierd, onder andere een tafereel “Aanlegplaats te Burcht”.

Hij nam in 1879 deel aan het Salon van Brugge met de werken "Oudenaarde tijdens de overstroming van 1877" en "Haven te Maassluis". In 1880 zond hij drie schilderijen in voor de tentoonstelling van het Salon in Brussel. In 1882 nam hij met vier schilderijen deel aan de tentoonstelling van "L'Essor" in het Paleis voor Schone Kunsten (het huidige BOZAR) te Brussel.

Op 3 september 1883 huwde Permeke te Burcht met Stéphanie Buytaert, die hij kort nadien alleen achterliet terwijl hij een lange Italiëreis ondernam. Het schilderij "Landschap in Italië" stamt uit 1884. Bij zijn terugkeer in 1885 vestigt hij zich in Antwerpen. Hun zoontje Constant werd in juli 1886 te Antwerpen geboren.

In die post-Italiaanse jaren woonde het gezin Permeke achtereenvolgens in de Zilversmidstraat 13 te Antwerpen (1886-1889), Kerkendam 3 (nu Kerkstraat) te Burcht (1889-1891), om in 1891 definitief de Scheldeoevers te verlaten.

Een schetsboek vol haven- en strandgezichten, vol rivierzichten, vissersboten en andere vaartuigen, bewaard in het Provinciaal Museum Constant Permeke in Jabbeke staat toe een deel van zijn excursies te reconstrueren : augustus 1882 : Scheveningen, Zwijndrecht/Dordrecht; oktober 1882 : Heist en Blankenberge; 1883 : Antwerpen (met onder andere gezichten op de Vismarkt, de havenwerken, de nieuwe dokken….). Merkwaardig zijn twee tekeningen na elkaar van de steamer “Archiduc Rodolphe” die averij heeft opgelopen na een aanvaring.. Twee tekeningen tonen het schip bij het eerste tij en bij het tweede tij waarbij hij dieper in het water ligt.

In 1891 vestigde Permeke zich met zijn klein gezin definitief te Oostende, aan de Zuidlaan 59 (nu Alphonse Pieterslaan). Welke Permekes exacte beweegredenen waren om in Oostende te komen wonen, is niet geweten, al kende hij de stad reeds lang blijkens de titels van zijn schilderijen uit de jaren zeventig.

In deze jaren voltrok zich ook een grote metamorfose in de persoonlijkheid van Permeke: van vrije artistieke “bohémien” evolueerde hij snel naar het type van “gezette burger”. Hij vestigde zich te Oostende als kunstschilder en ook als restaurateur. In de Oostendse jaren ontstonden tal van marines en strandtaferelen, genomen te Oostende, Nieuwpoort en Heist. Ook schilderde Permeke gezichten langsheen het Kanaal Oostende-Brugge; dit alles in gewetensvolle realistische stijl, gebaseerd op zorgvuldige potloodschetsen

Vanaf de vroege jaren negentig ondernam Permeke stappen om schilderijen behorend tot het patrimonium van de Stad Oostende te mogen restaureren. Zo herstelde hij decoratieve schilderijen uit het Kursaal, religieuze werken uit de Sint-Petrus- en Pauluskerk en uit het Duinenkerkje, en ook heel wat schilderijen uit de stedelijke verzameling.

In 1894 werd hij, samen met James Ensor en heel wat lokale artiesten en architecten, medestichter van de Cercle des Beaux-Arts d'Ostende. Die groepering richtte enkele belangrijke zomersalons in te Oostende, maar het initiatief bloedde na enkele jaren dood. Voor een stand op de wereldtentoonstelling van 1894 te Antwerpen bestelde de stad Oostende 4 houtskooltekeningen bij Permeke Op een artistieke manier werden didactische tabellen betreffende het havenverkeer, de visverkoop, de toeristenaantallen en de bevolkingsaangroei van de stad weergegeven.

In 1897 werd Permeke aangesteld als conservator van het Museum voor Schone Kunsten te Oostende, dat door zijn toedoen was gesticht in 1893. Financieel was het ambt niet zo begerenswaardig, maar toch vervulde Permeke die de waardigheid van zijn titel maar al te goed besefte, heel plichtsgetrouw zijn taak. In 1897 nog verscheen een museumcatalogus door hem samengesteld, een echt model naar de normen van die tijd. Met de beperkte middelen die hem ter beschikking stonden, voerde hij een knappe aankooppolitiek, gericht op de 19de-eeuwse Belgische kunst. De belangrijkste aankopen betroffen ongetwijfeld James Ensor : de reeks etsen, compleet tot 1901, en schilderijen als “Zieke dompelaar die zich warmt”, “Stilleven met vlees” en “Betoverd meubel”; en verder werk van onder meer Anna Boch, Emile Bulcke (1875-1963), Louise de Hem, Théo Hannon, Léon Herbo, Maurice Hagemans, Fernand Khnopff, Constantin Meunier, Frans Mortelmans, Isidore Verheyden en Rodolphe Wytsman.

De grote kunsttentoonstellingen werden in het Kursaal gehouden, waar een speciale infrastructuur daartoe bestond. Als conservator richtte Permeke in het Oostends museum regelmatig kleine groepssalons in n.a.v. Kerstmis, Pasen of Pinksteren. Bevriende kunstenaars als daar waren Félix Buelens, Emile Bulcke, Jan de Clerck, Auguste Musin of Emile Spilliaert, namen eraan deel. In het Salon van Kerstmis 1898, toonde Permeke volgende vier schilderijen: “Visserskreek te Oostende”, “Ebbe te Gravelines-morgen”, “De Oude Maas te Dordrecht” en “Het kanaal Oostende-Brugge nabij Plassendale”.

Permeke was daarenboven van 1898 af verbonden als docent aan de Oostendse Nijverheidsschool met als disciplines “hout- en marmerimitatie” en “ornamenttekenen”. Hij bekleedde zijn conservatorsambt en zijn leraarsfunctie tot aan zijn dood. Na zijn dood in 1912 werd niet onmiddellijk een opvolger als conservator van het museum gevonden. Er was ook nog steeds geen eigen museumgebouw: de kunstwerken werden gewoon geëxposeerd in de zalen en kamers van het Stadhuis. In 1924 volgde Carlos Loontiens hem op als conservator.

Veel noemenswaardigheden zijn er verder niet te melden in Permekes leven. Schilderen en tentoonstellingen kwamen op de eerste plaats, alsook het restaureren, wat een extra-inkomen betekende.

In 1901 deed Permeke mee aan een salon van marineschilders in het Oostendse Kursaal. Zijn schilderijen prijkten er naast zeegezichten van Meunier, Cassiers, Hannon, Halle, Musin e.v.a. James Ensor merkte nuchter op: "Permeke croque toujours prestement des bateaux croustillants". Twee jaar later kocht de stad een "Haven van Oostende bij naderend onweer" bij Permeke Het schilderij verbrandde door het Duitse bombardement in mei 1940.

Permeke stuurde een viertal schilderijen naar het zomersalon van 1902 in het Oostendse Kursaal, waarvan drie met uitgesproken maritiem karakter: “Nadering van de storm”, “Kanaal te Oostende”, “Ruïnes te Orval” en “De Schelde te Burcht bij winterweer”.

In hetzelfde jaar restaureert hij drie schilderijen in de Sint-Petrus-en-Pauluskerk van Oostende: "Wonderbare visvangst" (naar Rubens), "Sint-Heribert bezoekt Keizer Otto III" en "Sint-Jozef verwittigd door de engel" (Jan Maes). Deze werken waren beschadigd geraakt gedurende de brand van deze kerk in 1896.

In 1903 koopt het stadsbestuur van Oostende het schilderij "Haven van Oostende bij naderend onweer" voor 565 Fr. Dit schilderij werd vernietigd door het bombardement van het stadhuis in mei 1940.

In 1904 schreef het stadsbestuur van Oostende een wedstrijd uit voor het uittekenen van een praalstoet op het thema "Het beleg van Oostende". Henri Permeke schrijft hierop in, samen met Vital Keuller en Emile Bulcke. Deze laatste behaalde de prijs, maar de stoet werd nooit ingericht.

In 1905 nam hij deel aan de tentoonstelling "Salonnet Ostendais" met onder andere Jan de Clerck, Emile Bulcke, Emile Spilliaert en Félix Buelens.

In de catalogus van het Salon van 1907 in het Oostendse Kursaal treffen we Henri en Constant Permeke naast elkaar aan: Henri met twee houtskolen, onder andere een “Gezicht in het Maria- Hendrikapark” (Oostende, privé-verzameling), Constant met een “Matinée de mai” en "Rivierlandschap" (nu in het Permekemuseum in jabbeke).

Dra kwam dan de groeiende “generatiekloof” tussen vader en zoon, uitgebreid beschreven in vele boeken over Constant Permeke. In 1908 verlaat Constant het ouderlijk huis en verhuist naar de Visserskaai van Oostende, waar hij samenwoont met Gust De Smet.

Leerlingen van Henri Permeke waren, naast zijn zoon, de schilder van visserstaferelen Pierre Verbeke (1895-1962), Jan De Clerck en Daan Boens (die als dichter een grotere reputatie had)

Artistiek

Henri Permeke schilderde voornamelijk landschappen: marines, stadsgezichten, stillevens. Dit in een realistische stijl; naast olieverf had hij een voorkeur voor houtskool. Zijn technische vaardigheid en vakkennis zouden vooral zijn zoon Constant beïnvloeden.

Fotograaf

Henri Permeke was tevens een verdienstelijk fotograaf, net als zijn naaste familieleden de gebroeders Antony. Hij maakte onder andere een belangrijke reeks foto's van schilderijen uit het Oostends Museum (allen verwoest bij het bombardement in mei 1940) en van schilderijen die hij restaureerde, alsook van binnengezichten uit het oude Heemkundig Museum in het Maria-Hendrikapark.

Collection James Bond 007

Musea

  • Antwerpen, Nationaal Scheepvaartmuseum (6 meter lang gezicht op de oude rede van Antwerpen in 1885; potlood)
  • Jabbeke (Provinciaal Museum Constant Permeke): De Schelde (1891);
  • Knokke-Heist (Stedelijke Verzameling): Vissersboten op het strand te Heist (1891);
  • Oostende (Kunstmuseum aan Zee): Broeltorens te Kortrijk (1878), Strand te Heist (1890) Badkarren op het strand, Visput bij de hoeve “De Torreelen”; “Vissershaven” (houtskool),
  • Poperinge, Gemeentelijke Verzameling : Poperinge na de hoppepluk (1877);
  • Brussel, Koninklijke Verzameling

Text submitted to CC-BY-SA license. Source: Henri Permeke by Wikipedia (Historical)


Rodolphe Wytsman


Rodolphe Wytsman


Rodolphe Paul Marie Wytsman (Dendermonde, 11 maart 1860 - Linkebeek, 2 november 1927) was een Belgisch kunstschilder van het impressionisme.

Levensloop

Afkomst

Rodolphe Wytsman was de zoon van Klemens Wytsman (Dendermonde, 1825-1870), een man van Oostenrijkse afkomst die notaris was en schepen in zijn geboortestad, en van Emma-Maria Cockuyt (Gent, ca. 1838). Wytsman huwde in 1886 met Juliette Trullemans (Brussel, 1866-Elsene, 1925), eveneens kunstschilderes. Zij woonden achtereenvolgens in de Onderwijsstraat 22 (ca. 1881), Van Dyckstraat, 14 (1884), Neuchâtelstraat, 17 (1885), Prieelstraat, 6 (1888) later 26 en in de Keyenveldstraat, 39, te Brussel.

Jeugd en opleiding

De jonge Rodophe Wytsman groeide op in een cultureel hoogstaand milieu: zijn vader was – los van de zorg voor zijn notariaat – een verdienstelijk numismaat, geschiedkundige, toondichter en urbanist. Tot zijn vriendenkring behoorden de Vlaamse toondichters François Auguste Gevaert en Peter Benoit, maar ook de Franse letterkundige Victor Hugo. Vader Wytsman overleed voortijdig in 1870 toen Rodolphe amper 9 à 10 jaar oud was. Moeder Wytsman verhuisde kort daarna van Dendermonde naar Gent, haar geboortestad.

Van 1873 af volgde Rodolphe Wytsman lessen aan de Gentse Academie bij Jean Capeinick (1838 – 1890), een kunstschilder die gespecialiseerd was in stillevens en rijke, bonte bloemstukken. Capeinick, een echte vakman, was ook de leraar die de jonge Théo Van Rysselberghe had begeleid.

Wytsmans studies werden gedwongen onderbroken voor een lucratieve baan in een garenwinkel. Na drie jaar, en tegen de wens van zijn moeder, kapte hij met deze in zijn ogen afstompende en beklemmende bezigheid en hervatte hij zijn studies aan de Academie. Zijn leraars waren toen Théodore-Joseph Canneel en Julius De Keghel. Wytsman sloot er vriendschap met Théo Van Rysselberghe, Gustave Vanaise en Armand Heins. Met deze laatste werd hij een vriend voor het leven. Zij gingen tekenen langs de oevers van de Schelde en de Leie. Als kunstschilder opteerde Wytsman voor het landschap. Zijn vroege werken – deze uit de Gentse tijd – waren realistisch. In de volgende jaren dan ontwikkelde die zich gaandeweg meer in een alsnog conventionele pre-impressionistische stijl. Maar dan woonde Wytsman reeds in Brussel, waar de polsslag van het modernistische schilderen het best te voelen was.

Brussel

Moeder Wytsman vestigde zich met haar gezin in Brussel waar Rodolphe nog in hetzelfde jaar zijn studies voortzette aan de Academie. Hij had er Jean Portaels, Joseph Stallaert en Joseph Van Severendonck als – academische meesters. Tot zijn studiegenoten in Brussel behoorden Eugène Broerman, François Halkett, Frantz Charlet en opnieuw Théo Van Rysselberghe. Ook James Ensor en Guillaume Van Strydonck studeerden er in die tijd.

Aan de Academie van Brussel kwam hij in contact met de kunstenaarsgroep "L'Essor". “L'Essor” was op 4 maart 1876 opgericht door enkele leerlingen van de Academie voor Schone Kunsten te Brussel, namelijk L. Cambier, Julien Dillens, Léon Herbo, Henri Permeke, L. Pion, F. Seghers en François Taelemans. Vele anderen sloten zich aan : Albert Baertsoen, Frantz Charlet, Jean Degreef, Henri De Groux, Jacques de Lalaing, Jean Delville, James Ensor, Léon Frédéric, Frans Van Leemputten en nog anderen.

Nog vooraleer in 1881 zijn academieopleiding definitief af te sluiten stelde Rodolphe Wytsman al tentoon in het Salon van 1880 in Gent met "De avond".

Italiëreis

Financieel gesteund door een vriend van wijlen zijn vader, kon hij in 1882 een Italiëreis ondernemen. Roma en omstreken, maar ook de Napolitaanse kust maakten op hem een onvergetelijke indruk. Uit die tijd dateren werken als "Fontein in de Villa Borghese in Roma" en "Rotsen te Capri".

In Italië had hij vriendschappelijke contacten met andere Belgische kunstenaars die er toen verbleven: Gustave Vanaise, Jef Lambeaux, Léon Philippet, Eugène Broerman, Alexandre Marcette.

In mei 1883 was Rodolphe Wytsman terug in België. Samen met Vanaise exposeerde hij in dat jaar nog in de "Cercle Artistique" in Gent.

Van 1883 af was hij ook jaarlijks in Knokke te vinden. Daar ontwikkelde zich in de zomer een kleine maar belangrijke kunstenaarskolonie waar vele vooruitstrevende landschapschilders uit Gent en Brussel op af kwamen: Alfred Verwee, Willy Schlobach, Paul Parmentier, Théo Van Rysselberghe, Omer Coppens, Anna Boch, Félicien Rops… Ook James Ensor, Willy Finch & zelfs Camille Pissarro kwamen er langs. Wytsman schilderde er de duinen, het strand, de polders, het Zwin, …

Les XX

In 1883 werd Wytsman kort na de stichting lid van "Les XX", de beroemde avant-gardegroep te Brussel, bezield door de figuur van Octave Maus en gesticht door Frantz Charlet, Jean Delvin, Dario De Regoyos, Paul Dubois, James Ensor, Willy Finch, Charles Goethals, Fernand Khnopff, Périclès Pantazis, Frans Simons en Théodore Verstraete. Tot in 1887 stuurde Wytsman werken in naar de jaarlijkse Salons van "Les XX". Het jaar daarop nam hij samen met Isidore Verheyden ontslag uit die groep en zou er niet meer exposeren, ook niet als "genodigde".Hij nam ontslag zonder dat er een duidelijke reden gekend is en blijkbaar ook zonder ruzies, wat anders wel meer voorkwam binnen "Les XX". In zijn ontslagbrief schreef hij :"… J'espère que tout en n'étant plus Vingiste, nous conserverons nos bons rapports et que j'aurai le plaisir de vous recevoir souvent à l'atelier …".

In de Salons van "Les XX" was Wytsman met volgende titels aanwezig:

  • 1884: "La ferme du Moulin (Flandre)", "Les Fleurs (West-Flandre)" & " La mare (dunes de Knocke)"
  • 1885: "Le Moulin de Knocke", "La neige", "A Melle. Fin d'automne", "A Boitsfort" & "La Prairie"
  • 1886: "La neige", "Pavots et coquelicots. Crépuscule", "A Boitsfort", "Le Bois. Temps pluvieux", "La mare. Ixelles", "Coin d'étang. Soir", " Fin d'automne" en verder: "Série d'impressions" &"Pastel"
  • 1887:"Automne", "Coin de jardin", "Fin Novembre", "Le Moulin à eau", "Le canal de Delft. Soir" & "A Delft".

Zijn adresopgave vermeldde in 1883 en 1884 expliciet "Knocke par Westkapelle" naast het Brusselse adres in de Van Dyckstraat, 14 (1884) en in de Neuchâtelstraat, 17 (1885). In 1886 (het jaar van zijn huwelijk) en 1887 werd Knokke niet meer vermeld, maar was het Brusselse adres weerom veranderd naar de Prieelstraat, 6 (26) in de Leopoldwijk. Dit adres bleef zeker tot in 1900 hetzelfde.

Juliette

Het was in het atelier van Jean Capeinick, dat Juliette Trullemans en Rodolphe Wytsman ten slotte elkaar voor 't eerst ontmoetten. En weldra ook in het zomerse schildersmekka Knokke, zagen ze elkaar geregeld opnieuw.

Op 16 februari 1886 trad Rodolphe Wytsman met Juliette Trullemans in het huwelijk. Het werd een ideale verbintenis: beiden schilderden enthousiast zonovergoten landschappen en tableaus met planten en struiken die erg in de smaak vielen. De twee kunstenaarscarrières versmolten werkelijk tot één harmonieus geheel. De opbrengst van hun kunst liet ze toe ruim te leven en tal van reizen te ondernemen. Hun vele Europese reizen lieten echter relatief weinig sporen van in hun oeuvre.

Eerst woonde het echtpaar Wytsman nog in de Prieelstraat Leopoldswijk, maar verhuisde kort na 1900 naar de Keyenveldstraat, 39. Ze hadden ook een buitenhuis in Terhulpen, ten zuidoosten van Brussel, aan de andere zijde van het Zoniënwoud. Ze hadden er intense vriendschappelijke contacten met onder meer de schrijver en kunstcriticus Camille Lemonnier, de beeldhouwer Charles Van der Stappen en de kunstschilder Emile Claus.

In 1892 verwierven ze een landgoed "Les Tournesols" in de Brusselse randgemeente Linkebeek. Rond hun huis was er een grote bloemrijke tuin te midden van een nog grotendeels ongerept landschap. Het park en de omgeving inspireerden beiden tot tal van doeken.

Als locaties voor hun landschappen was er naast Knokke uiteraard ook het Brabantse landschap (Ter Hulpen, Genval, de Parkhoeve, …), maar vooral ook de Maas en haar omgeving (Dave, Profondeville, Yvoir, Houx, Bouvignes, …) zijn sites die de Wytsmans prefereerden. Ook Brugge komt voor en het verre Tenerife (in werken uit 1914).

Rodolphe en Juliette Wytsman hadden beide een duidelijke voorkeur voor landschappelijke motieven: landschappen zonder meer, maar ook doeken met speciale aandacht voor opvallende bloemen, kruiden of planten, die ze op de voorgrond van hun schilderijen plaatsten, meestal met een doorkijk naar het achterliggende landschap: vijvers, moerassen, bloeiende boomgaarden, bloembedden bij bloemkwekers, heide met bloeiende brem, braakland met onkruid overwoekerd, verwilderde tuinen, bloesems, rozelaars en seringen, klaprozen, zwaardlelies, vingerhoedkruid, leverkruid, kastanjekruid, …

La Libre Esthétique

Jaren later vinden we Wytsman wél weer terug bij de exposanten van "La Libre Esthétique", een kunstkring die na de ontbinding van "Les XX" in 1893 de doelstellingen van de opgeheven vereniging bleef aanhangen en hun avant-gardisme – dit waren toen vooral het symbolisme en postimpressionistische tendensen zoals het luminisme – in hun jaarlijkse salons tot uiting bracht.

Tentoonstellingen

Naast zijn deelnames aan de Driejaarlijkse Salons van Antwerpen, Brussel en Gent, aan de kleinere Salons in de provinciesteden en – enkel Rodolphe – aan de Salons van "Les XX", organiseerden hij ook enkele dubbeltentoonstellingen met zijn vrouw : namelijk in 1888 en in 1893 in de Brusselse "Cercle Artistique". Rodolphe Wytsman exposeerde in het eerste Oostendse Salon, ingericht in 1894 op initiatief van onder meer James Ensor. Hij toonde : “Appelbomen in bloei” en “De dorpsweg”.

Beiden stelden tentoon in de Belgische sectie voor Schone Kunsten tijdens de "Exposition universelle internationale 1900" in Parijs en de belangwekkende "Ausstellung Belgischer Kunst" in Berlijn anno 1908 (met “De Beek”).

Speciaal te vermelden is ook de tentoonstelling van Belgische kunstenaars in de zaal Zacheta in Warschau in 1907, een tentoonstelling die er kwam op initiatief van de Poolse industrieel Leopold Wellisch (1882-1972) en waaraan slechts een handvol kunstenaars, onder wie Rodolphe en Juliette Wytsman deelnamen.

Rodolphe Wytsman exposeerde ook regelmatig pastels. Zo stuurde hij in 1903 er vier naar de "Tentoonstelling van waterverfschilderingen, pastels, etsen en andere" in Antwerpen: "De schelf", "Het moer", "De weg in de heide" en "Avond in Brabant – oktober".

De Eerste Wereldoorlog

Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak in augustus 1914 kwam een ware exodus op gang in België; richting Frankrijk, Engeland, Nederland, Amerika, en – voor een kleine minderheid – naar Zwitserland. Het gezin Wytsman weken uit naar Rotterdam. Andere kunstenaars die naar Nederland waren ontkomen of er om andere redenen verbleven waren o.a. Gust De Smet, Fritz Van den Berghe, Rik Wouters, Isidore Opsomer, Walter Vaes, Jozef Cantré, William Degouve de Nuncques, Frans Smeers, Jules Schmalzgaug, William Paerels, Georges Van Tongerloo en Edith Van Leckwyck.

Beide kunstenaars richtten in de Rotterdamse kunstkring een expositie in ten voordele van de Belgische kunstenaars. Discreet steunden ze behoeftige collega's, waarbij we wellicht Rik Wouters mogen rekenen. Ze schilderden er landschappen in de omgeving van Overschie, Bergplaats, Oosterwijck, Plasmolen, Kralingen, Delfshaven en Mook. Toen Rik Wouters in 1916 in verschrikkelijke omstandigheden overleed in Amsterdam en er begraven werd, was het Rodolphe Wytsman die er de lijkrede uitsprak.

In november 1916 bracht het Stedelijk Museum in Amsterdam een tentoonstelling van Belgische Kunst. Rodolphe Wytsman zat in het inrichtend comité samen met Isidore Opsomer en Maurice Guilbert benevens de Amsterdamse museumconservator Baard. Met uitzondering van Gust De Smet en Rik Wouters werd de jonge – vernieuwende – generatie volledig genegeerd in deze tentoonstelling – wat door hen niet in dank werd afgenomen.

Terug naar Linkebeek

Na de oorlog keerden de Wytsman en zijn vrouw naar hun geliefde Linkebeek terug, maar die laatste fase van hun leven verliep stil, zonder noemenswaardige extra-artistieke gebeurtenissen, enigszins aan de rand van de vernieuwende kunsttendensen die meer en meer opgang maakten, en waarvoor zij niet meer open stonden. In 1925 bereidden ze samen nog een dubbel-retrospectieve voor, hun laatste belangrijke manifestatie in een totaal veranderde kunstwereld.

Juliette Wytsman-Trullemans stierf thuis in de Keyenveldstraat in Elsene op 8 maart 1925. Rodolphe overleefde haar nog meer dan twee jaar.

Rodolphe Wytsman was ook een van de privéleraars van Maria van Hohenzollern-Sigmaringen, Gravin van Vlaanderen, die een voortreffelijke grafica werd.

Hij werkte enkele keren samen met de architect Georges Hobé voor decoratieschilderingen in ensembles die Hobé had ontworpen (Turijn, 1902; Milaan, 1906).

Stijl

Juliette en Rodolphe Wytsman debuteerden beiden in een realistische stijl met pré-impressionistische accenten. Onder invloed van het artistieke gebeuren van hun tijd, dat ze alleen al door de tentoonstellingen in Brussel en zeker ook door hun contacten met gelijkgestemde kunstenaars goed kenden, werden ze beide gedreven naar een grote belangstelling voor de picturale weergave van de inwerking van het intense licht in hun doeken, de wisselwerking van licht, vormen en kleuren. Beide behoren tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de luministische tendens binnen het neo-impressionisme in de Belgische schilderkunst. Ze delen die plaats met kunstenaars als Emille Claus en zijn leerlingen Jenny Montigny en Anna De Weert, Adrien-Joseph Heymans, George Morren en Georges Buysse.

Trivia

Het Museum van Elsene bezit zijn portret in olieverf door Jehan Frison, alsook het schilderij "Het theeuurtje" van Herman Richir dat in feite een geanimeerd dubbelportret in stemmig interieur is van Rodolphe Wytsman en zijn vrouw Juliette.

Musea en openbare verzamelingen

  • Amsterdam
  • Antwerpen
  • Barcelona
  • Buenos Aires
  • Brussel, Museum Camille Lemonnier
  • Dendermonde
  • Elsene (Brussel), Museum van Elsene (groot ensemble; ook schetsboeken)
  • Gent
  • Hoei
  • Knokke
  • Luik
  • Oostende, Mu.ZEE
  • Sabadell
  • Sint-Joost-ten-Noode (Brussel)
  • Tienen
  • Tokio
  • Ukkel (Brussel)
  • Verviers
  • Verzameling van de Région Wallonne (De Meuse te Wépion)

Collection James Bond 007


Text submitted to CC-BY-SA license. Source: Rodolphe Wytsman by Wikipedia (Historical)


Robert Mols


Robert Mols


Robert Charles Gustave Laurens Mols (Antwerpen, 22 juni 1848 – aldaar, 8 augustus 1903) was een Belgisch realistisch kunstschilder en etser uit de 19de eeuw, gespecialiseerd in marines en panoramaschilderingen, maar schilderde ook landschappen en stillevens.

Levensloop

Mols was de zoon van Florent Mols (1811-1896), een Antwerps romantisch genreschilder, en van Elisabeth Hubertine Brialmont. Hij had nog 2 oudere zussen en één jongere broer :

  • Léonie-Marie (1843-1918; gehuwd met Jacques Ernest Osterrieth)
  • Marie-Clementine (1844-?; gehuwd met Edouard J. Meeus)
  • Alexis (1853-1923; gehuwd met Marie Everaerts)

Robert Mols was gehuwd met Marie Friquet.

Robert Mols was leerling aan de Antwerpse Academie en gaf zijn eerste tentoonstelling op vijftienjarige leeftijd. Toen hij 17 jaar oud was, trok hij naar Frankrijk. Hij volgde er te Île Adam lessen bij Jules Dupré. Omstreeks 1868 werkte hij te Barbizon, een van de bakermatten van het 'en plein air' schilderen, waar hij contacten had met Jean François Millet. Ook Antoine Vollon wordt genoemd als een leermeester van Mols tijdens diens Franse periode. Uit die tijd dateren zijn sombere landschappen in Barbizonstijl.

Vanaf 1870 schilderde Mols weer te Antwerpen; naast bloemstukken en stillevens beoefende hij een nieuw genre: marines. Zijn stijl werd helder en realistisch. Mols zocht zijn inspiratie aan de Schelde te Antwerpen, iets minder vaak op het platteland, de Franse kusten (waar hij bijna jaarlijks kwam) en in Rotterdam. Verder reisde hij ook naar Italië, Duitsland, Engeland, Bulgarije en Turkije.

Hij had achtereenvolgens in de Van Schoonbekestraat 80, de Van Dycklaan 19, de Zuidlaan 159 en de Anselmostraat 64 te Antwerpen gewoond. Mols stierf op 8 augustus 1903 en werd begraven op 12 augustus op het Kielkerkhof. Zijn graf werd in 1936 overgebracht naar het Schoonselhof.

Oeuvre

Mols’ bekendste werken zijn wellicht de marines in het bezit van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen: De Zuid-Arsenaalkaai te Antwerpen in 1870 (1876) en De Antwerpse rede in 1870 (1878), twee precieze en zeer realistische interpretaties van de toenmalige werkelijkheid. Laatstgenoemd werk is meer dan 9 m lang.

Andere belangrijke werken van Mols zijn de grote olieverfschilderijen in iets lichter palet die het salon in het Osterriethhuis op de Meir te Antwerpen sieren (1875-1877): gezichten op de verdwenen Antwerpse vlietjes en een groot panoramisch gezicht op de Scheldeoevers.

In het huis van zijn Franse vriend en collega Charles Daubigny, rue Daubigny 61 in Auvers-sur-Oise (gebouwd in 1861) nam Mols een deel van de decoratie van de inkomhal voor zijn rekening. Charles Daubigny zelf en diens zoon Karl deden er ook hun deel.

Voor de riante “Villa des Lapins” van bouwheer Crombez op de hoek Zeedijk/Veurnestraat in Nieuwpoort-Bad schilderde Mols een suite schilderijen voor de ontvangstzaal. Deze villa, ook gekend als de "Villa Crombez", werd tijdens Wereldoorlog 1 vernield op 11 november 1914.

Verder maakte Mols in opdracht schilderijen van de marinerevue te Spithead n.a.v. het jubileum van koningin Victoria, van het bezoek van de Franse president Carnot aan het Escadre du Nord, van het bezoek van een Italiaans eskader te Toulon, van het bezoek van admiraal Avelanne en van de aankomst van tsaar Nicolaas II te Cherbourg met de daarmee gepaard gaande vlootmanoeuvres.

In 1894 schilderde hij samen met Piet van Engelen het diorama van Belgisch Congo voor de Antwerpse Wereldtentoonstelling. Mols schilderde ook indrukwekkende en getrouwe panorama’s van Venetië, van Antwerpen en van Parijs gezien van op het Louvre.

Zijn werken behalen hoge prijzen op veilingen, bv. zijn olieverf op doek "Gezicht op het Willemdok te Antwerpen" werd in oktober 2003 geveild op €36.000 bij Bernaerts, Antwerpen.

Werken in tentoonstellingen

  • "Bos van Fontainebleau" (Salon 1871, Gent)
  • "Gezicht op Antwerpen" (Salon 1872, Brussel)
  • "Sachsenhausen bij Frankfurt/Main" (Salon 1873, Antwerpen)
  • "Het Houtdok te Antwerpen" (Salon 1873, Antwerpen)
  • "Rotterdam" (Salon 1891, Antwerpen)
  • "Tuighuis van het Zeewezen te Antwerpen" (Salon 1892, Gent)
  • "De voorhaven van Duinkerke" (Salon 1893, Parijs)
  • "Gezicht op Delfshaven" (Salon 1898, Antwerpen).

Onderscheidingen

Mols was Ridder in de Leopoldsorde, het Franse Legioen van Eer en de Orde van de Roemeense Kroon. Hij was lid van de Commissie van het Kon en hij won eremetalen te Philadelphia en Barcelona.

De Robert Molsstraat in Antwerpen is naar hem genoemd.

Musea

In volgende musea kan men werken van Robert Mols bewonderen:

  • Antwerpen: Koninklijk Museum voor Schone Kunsten
  • Hamburg, Das Ballin-Haus, Ballindamm 25: “Rede van Hamburg” (1880)
  • Antwerpen, Museum Ridder Smit van Gelder: “Polderlandschap”
  • Auvers-sur-Oise, Maison Daubigny
  • Brussel, Museum van het Leger en van de Krijgsgeschiedenis
  • Duinkerke, Musée des Beaux-Arts;
  • Praag, Museum: Gezicht op Rouen
  • Sète, Museum
  • Tervuren, Museum voor Midden-Afrika
  • Belgische Staat
  • Franse Staat: “Oude haven van Marseille” (1879) en “President Carnot schouwt de vlootparade te Boulogne” (1890)
Collection James Bond 007

Text submitted to CC-BY-SA license. Source: Robert Mols by Wikipedia (Historical)


ghbass