Gaudete (latijn voor Verheugt u!) is een religieus kerstlied. Het lied is vermoedelijk gecomponeerd in de 16e eeuw en werd gepubliceerd in de Piae Cantiones, een collectie van Fins-Zweedse kerkgezangen uitgegeven in 1582. In 1973 werd het lied bekend bij het grote publiek door een vertolking door de Britse Folkrock groep Steeleye Span.
Gaudete, door Collegium Vocale Bydgoszcz
Het Antwerps Kathedraalkoor (AKK) heeft een geschiedenis die teruggaat tot 1382. In zijn huidige vorm werd het koor uit deze traditie heropgericht als 'Kathedraal Knapenkoor' in 1927. Tot in 1971 bestond er tevens een volwassenenkoor. In 1985 werd de Meisjescantorij opgericht.
Knapenkoor en Meisjescantorij luisterden, samen of in afwisseling met elkaar, bijna elke zondag de hoogmis op om 10.00 uur in de kathedraal van het Bisdom Antwerpen. Daarnaast verzorgden zij ook begrafenissen, huwelijken en andere plechtigheden. Zo mochten zij al zingen voor de koning en koningin. Elk jaar vonden er 2 concerten een kerstconcert en een jaarconcert, maar naast deze twee vaste concerten vonden er regelmatig ook buitenhuis plaats. Het Antwerps kathedraalkoor zong ook vaak samen met andere koren zo werd er al gezongen met het Vlaams Radiokoor en het Concertkoor Haarlem. Ook werd er samengewerkt met bekende ensembles zoals het Antwerpen Camerata o.l.v. Dimitris Spouras.
Jaarlijks maakten beide koren in de maand juli een concertreis naar het buitenland.
De muziek in de kathedraal staat sinds 2000 onder leiding van Sebastiaan van Steenbergen, kapelmeester. In 2020 werd Peter van de Velde, organist- titularis officieel aangesteld als muziekdirecteur in de kathedraal en werd hij verantwoordelijk voor alle muziek. In september 2022 kwam er een einde aan de werking van het Kathedraalkoor zoals het gekend was sinds 1927.
Na hun jaren in het koor besloten verschillende ex-zangers om te blijven zingen. Zo ontstonden o.a. Voice Male, Schola Gregoriana Cantabo, Voces Capituli.
Gedurende de glorietijd van de Frans-Vlaamse School (1420-1630) kwamen vele beroemde zangers en toondichters naar Antwerpen en zongen in het koor of leidden het. Zo onder meer:
Maria met kind in een kerk vroeger De Madonna in de kerk geheten, is een schilderij in olieverf op paneel (eikenhout) van de hand van Jan van Eyck dat zich in de Gemäldegalerie in Berlijn bevindt met cat. nr. 525c. In de catalogus van de Gemäldegalerie in Berlijn wordt het werk gedateerd omstreeks 1440.
Het schilderij toont Maria met het kind op haar arm, staande in een gotische kathedraal. Maria is totaal buiten proportie afgebeeld ten opzichte van het kerkinterieur. Ze draagt een donkerblauwe mantel over een rood bovenkleed en ze heeft een prachtige kroon op het lange blonde haar. Op de zoom van haar kleed zien we in het goud geborduurde letters “OR SOLE” en “LUCI”. De volledige tekst zou mogelijk komen uit het Bijbelboek Wijsheid (7,29): Est enim haec speciosiOR SOLE, et super omnem dispositionem stellarum: LUCI comparata invenitur prior. Ze draagt het kind Jezus, wiens onderlichaam in een witte doek is gewikkeld, op de arm. Links van Maria hangt er een gebedsplank aan de pilaar en in de nis links ervan zien we een heiligenbeeld. Achter Maria zien we in een nis in het doksaal tussen twee brandende kaarsen, een beeldje van een gekroonde Maria met kind. Ook op het fronton van het doksaal zien we afbeeldingen over het leven van Maria, links de annunciatie en rechts de kroning van Maria. Boven het doksaal staat een gekruisigde Christus met links een beeld van Maria en rechts dat van Johannes. Door de doorgang van het doksaal zien we in het priesterkoor twee engelen die zingen uit een koorboek. In de bouw van de kathedraal kunnen we verschillende stijlen zien: de omgang boven het schip en die boven het koor zijn duidelijk verschillend. De spitsbogen in het koor zijn ook beduidend hoger dan die van het schip.
Door de twee gekleurde glasramen links boven Maria valt een bundel licht waarvan we de lichtvlek zien die ze maken op de kerkvloer. Als deze kerk, zoals bijna alle christelijke kerken, met het hoofdaltaar gericht was naar het oosten, is de lichtinval die we zien afkomstig van het noorden. Het is duidelijk dat Jan van Eyck hier geen gewoon werelds licht wou tonen, maar het goddelijke licht dat in de middeleeuwen werd gezien als de bron van de onbevlekte ontvangenis en als een symbool voor de geboorte van Christus, het “goddelijk licht” dat op de wereld kwam.
Het schilderij is een opstaande rechthoek die bovenaan is afgerond. Het maakte oorspronkelijk deel uit van een diptiek, zelfs een van de oudste in de Vlaamse kunstgeschiedenis, maar van het tweede luik is niets geweten.
Het werk was op de originele lijst getekend met het voor Van Eyck klassieke ‘A´C.IXH.XAN’ ('Als ich can' of 'Als Eyck can'), maar die originele lijst is verloren gegaan bij de diefstal van het werk uit het Berlijnse museum in 1877 tussen 14 en 26 maart. Het werk wordt door experts gedateerd tussen 1420 en 1437.
Op de originele lijst stonden een Latijnse tekst die bekend is dankzij een gedetailleerde inventaris uit 1851. De tekst op de lijst onderaan luidde: FLOS FLORIOLORUM APPELLARIS. Op de zijkanten en de top luidde de tekst: MATER HEC EST FILIA PATER EST NATUS QUIS AUDIVIT TALIA DEUS HOMO NATUS ETCET. Van Eyck gebruikte hier het begin van de derde strofe van een kersthymne ‘Dies est laetitiae’ van een onbekende auteur.
De toeschrijving en de datering is sedert de ontdekking omstreeks de helft van de 19e eeuw sterk geëvolueerd. Léon de Laborde beschreef het werk voor het eerst in 1851 nadat hij het gezien had in een dorpskerk in de omgeving van Nantes. In 1855 was een werk, ‘Maagd in de kerk’ genoemd en toegeschreven aan Hubert en Jan van Eyck, in het bezit van een Théodore Nau, die het zou gekocht hebben van de Franse diplomaat Francois Cacault. Een paneel met een zeer gelijkaardige omschrijving werd in gekocht in de jaren 1860 door Barthold Suermondt een verzamelaar uit Aken. Het werd in 1869 gecatalogeerd met een gedetailleerde beschrijving van de inscripties op de lijst. In mei 1874 werd een belangrijk deel van de Suermondt collectie aangekocht door de Berlijnse musea. In 1875 schreef de catalogus van het Berlijnse museum het werk toe aan een imitator van Jan van Eyck, in 1883 werd het werk gecatalogeerd als verloren en vervangen door een kopie, maar kort daarna werd de authenticiteit onderzocht en in de catalogus van 1904 werd het toegeschreven aan Jan van Eyck en recente publicaties zien het als een laat werk.
Het schilderij toont ons verschillende beelden van de Maagd Maria, in de eerste plaats de moeder van Christus. Maria draagt Jezus op haar arm en hij houdt haar vast bij de met parels versierde kraag van haar rode kleed. De afbeelding gaat terug op de 13e-eeuwse Byzantijnse afbeelding van de moeder Gods zoals we die kennen van het Eleousa-icoon. Ook in de nis van het doksaal zien we Maria afgebeeld als moeder Gods verlicht met twee kaarsen en in het linker fronton van het doksaal is de annunciatie afgebeeld, wat door velen gezien werd als een symbolische afbeelding van de onbevlekte ontvangenis. De onrealistische proportie van Maria en de kerk, die we trouwens in een aantal andere werken van Jan van Eyck terugvinden, gaat trouwens ook terug op de Italo-Byzantijnse stijl. Een mooi voorbeeld daarvan is de Ognissanti Madonna (c. 1310) van Giotto, waar de getroonde Madonna ook veel groter is afgebeeld dan de haar omringende heiligen.
Het tweede beeld dat Van Eyck wil tonen is de afbeelding van de koningin van de hemel. Haar met juwelen bezette gouden kroon en haar rijkelijke gewaden illustreren haar koninklijke status. Ook de engelen die in het koor de lof van de koningin van de hemel zingen beklemtonen dit aspect en op het middelste fronton van het doksaal is de kroning van Maria afgebeeld.
Daarnaast fungeert Maria hier ook als de afbeelding van de ‘triomferende kerk’: de gemeenschap van de gelovigen die God aanschouwen in de hemel.
Het werk werd als voorbeeld gebruikt door Jan Gossaert voor een gelijknamig werk ni in de Galleria Doria Pamphilj, te Rome en door de Meester van 1499 voor een tweeluik met op de binnenzijde links de Madonna en rechts Christiaan de Hondt de dertigste abt (1495-1509) van de cisterciënserabdij Ter Duinen. Op de buitenzijde schilderde een anonieme meester op het linker luik Robrecht de Clercq de tweeëndertigste abt (1519-1557) en op het rechterluik Christus als Salvator Mundi.
Jukka-Pekka Lehto (Ahlainen, 28 oktober 1958) is een hedendaags Fins componist en fluitist.
In de Finse marine-muziekschool in Turku werd hij opgeleid tot militair-muzikant en werkte in de jaren 1980 en 1981 in het Fins marine-blaasorkest te Turku. Tegelijkertijd studeerde hij fluit aan het conservatorium in Turku in het vak als leerling van Ilari Lehtinen. In de jaren 1981 tot 1983 speelde hij in het Turku Philharmonic Orkest als fluitist mee. Hij studeerde verder aan de Sibelius-Akademie in Helsinki, waar hij zijn studie in 1987 afsloot hij met het diploma. Verder deed hij masterclasses bij Hans-Martin Linde, Peter-Lukas Graf, István Matuz en William Bennett.
In 1983 werd hij als Regionaal artiest van Turku en het Pori District onderscheiden. In 1984 werd hij muziekdocent in de stad Uusikaupunki, Finland en sinds 1987 is hij eerste fluitist in het Pori Sinfonietta.
Zijn compositie-stijl is vooral gebaseerd op het neoclassicisme en zijn oeuvre omvat werken voor orkest, harmonieorkest, kamermuziek en koorwerken.
Tristram Ogilvie Cary (Oxford, 14 mei 1925 - Adelaide, 24 april 2008) was een Brits/Australische componist.
Cary werd geboren in Oxford en studeerde aan de Dragon School in Oxford en de Westminster School in Londen. Hij was de derde zoon van een pianist en de in Ulster geboren romanschrijver Joyce Cary, auteur van Mister Johnson. Terwijl hij tijdens de Tweede Wereldoorlog als radaringenieur voor de Royal Navy werkte, ontwikkelde hij onafhankelijk zijn eigen concept van elektronische- en tapemuziek en wordt hij beschouwd als een van de vroegste pioniers van deze muzikale vormen.
Na de Tweede Wereldoorlog richtte hij een van de eerste elektronische muziekstudio's op en reisde hij later door Europa om een klein aantal andere vroege pioniers van elektronische muziek en compositie te ontmoeten. Hij studeerde kunst aan de Universiteit van Oxford en studeerde compositie, directie, piano, altviool en hoorn aan het Trinity College in Londen.
Met Peter Zinovieff en David Cockerell richtte hij Electronic Music Studios (London) Ltd op, dat de eerste commercieel verkrijgbare draagbare synthesizer EMS VCS 3 creëerde en vervolgens betrokken was bij de productie van zulke onderscheidende EMS-producten als de EMS Synthi 100.
In 1967 richtte hij een studio voor elektronische muziek op aan het Royal College of Music. Dit leidde in 1973 tot een uitnodiging van de Universiteit van Melbourne voor een lezingentournee, wat op zijn beurt leidde tot een uitnodiging om in 1974 Visiting Composer te worden aan de Universiteit van Adelaide. Hij bleef daar als docent tot 1986. Hij schreef ook muziek kritiek voor The Australian.
Zijn concertwerken zijn onder meer een sonate voor gitaar (1959), Continuum voor tape (1969), de cantate Peccata Mundi (1972), Contours and Densities at First Hill voor orkest (1972), een nonet (1979), String Quartet No. 2 (1985) en The Dancing Girls voor orkest (1991).
Cary is ook vooral bekend om zijn film- en televisiemuziek. Hij schreef muziek voor de sciencefictiontelevisieserie Doctor Who (inclusief het eerste Dalek-verhaal), evenals de soundtrack voor de Ealing-komedie The Ladykillers (1955) van Alexander Mackendrick. Latere filmmuziek omvatte The Boy Who Stole a Million (1960), The Prince and The Pauper (1962), Sammy Going South (1963), Quatermass and the Pit (1967) en Blood from the Mummy's Tomb (1971), beide voor Hammer. Hij componeerde ook de soundtrack voor de ABC TV geanimeerde versie van A Christmas Carol en de kinderanimatiespecial Katya and the Nutcracker.
Cary was een van de eerste Britse componisten die met musique concrète werkte. In 1967 richtte hij de eerste elektronische muziekstudio van het Royal College of Music op. Hij bouwde er nog een in zijn huis in Suffolk, die hij naar Australië transporteerde toen hij daarheen emigreerde en nam het op in de Universiteit van Adelaide, waar hij tot 1986 als docent werkte.
Hij verzorgde het visuele ontwerp voor de EMS VCS3-synthesizer.
Cary won in 1977 de Albert H. Maggs Composition Award. Hij werd bekroond met de Medal of the Order of Australia in 1991 als erkenning voor zijn verdiensten voor muziek. Hij ontving ook de Lifetime Achievement Award 2005 van de Adelaide Critics' Circle voor zijn bijdrage aan muziek in Engeland en Australië.
Tristram Cary overleed in april 2008 op 82-jarige leeftijd.
Owlapps.net - since 2012 - Les chouettes applications du hibou